Ondanks jaren van miljoenensubsidies en een toevloed van kredieten zit een groot deel van de telers in de glastuinbouwsector in bijzonder beheer bij de bank. Als er niets gebeurt, dreigt ‘het kroonjuweel van de Nederlandse maakindustrie’ net als de textielsector in de jaren vijftig en zestig en de scheepsbouw in de jaren zestig en zeventig uit Nederland te verdwijnen, waarschuwt Rob Bal, directeur van RedStar, een van de grootste tomatentelers van Nederland. Hij luidt de alarmbel en roept op tot een deltaplan voor de sector.

Wanneer Bal in 2011 in dienst treedt van familiebedrijf RedStar – eerst als financieel directeur en sinds medio 2013 bestuursvoorzitter – is hij als relatieve buitenstaander getroffen door de innovatieve kracht van de glastuinbouwsector en vooral het uitstekende toekomstperspectief.

‘Goud in handen’

Bal: ‘De wereldbevolking groeit van 6,5 miljard mensen nu naar 9 miljard mensen in 2050. In China en Japan kruipt de gemiddelde leeftijd van boeren omhoog richting zeventig jaar terwijl jongeren de interesse om te boeren verliezen. Nederland heeft met zijn efficiënte, schone en veilige glastuinbouw de sleutels voor het voedselprobleem’, is Bals stellige overtuiging. ‘We hebben goud in handen, maar Nederland lijkt daarvan onvoldoende op de hoogte.’

In het buitenland weten ze dat wel. ‘Daarom kwam premier Abe van Japan naar het wonder van het Westland kijken’, zegt Bal, en daarom kijkt ook China bewonderend naar de Nederlandse glastuinbouw, ‘het kroonjuweel van de Nederlandse maakindustrie’. Een sector om ‘zuinig op te zijn’ kortom.

Donkere wolken

Maar ook een sector waar zich donkere wolken boven samenpakken. ‘De sector is zwaar overgefinancierd’, zegt Bal in een gesprek op het hoofdkantoor van RedStar in De Lier in het Westland. ‘Ongeveer 60% van de bedrijven zit in bijzonder beheer bij de bank. Dat betekent dat ondanks een enorme toevloed aan geld en subsidies die zijn geïnvesteerd in hypermoderne kassen en verpakkingsbedrijven, er sinds de eeuwwisseling geen vermogensopbouw heeft plaatsgevonden.’

Hoe dat kan? Volgens Bal kent de sector een aantal weeffouten. ‘De teler neemt van alle schakels in de keten het meeste risico door grond te kopen en te investeren in kassen, maar ontvangt te weinig voor zijn eindproduct doordat de sector traditioneel te weinig oog heeft gehad voor wat de markt wil. De sector is te versnipperd en werkt te weinig samen. Daardoor laat ze zich gemakkelijk uitspelen door klanten en staan prijzen onder druk. Als telers elkaar blijven “uitmoorden”, als financiers niet meer geloven in de land- en tuinbouw, dan gaan uiteindelijk ook de meest winstgevende bedrijven ten onder’, zegt Bal.

Geen overproductie

Nu al staan veel kleinere bedrijven op omvallen. Het ‘grote’ RedStar met een jaaromzet van ongeveer €85 mln is nu nog winstgevend, maar ondervindt ook de gevolgen van de malaise in de sector.

Sommige marktkenners pleiten voor het verkleinen of afbreken van productiecapaciteit, maar Bal denkt niet dat die strategie leidt tot hogere prijzen voor telers. ‘Er is namelijk helemaal geen overproductie. Als je nu hier 30% afbreekt, wordt die in Zuid-Europa en Afrika weer opgebouwd. Er wordt geen tomaat weggegooid. Er is eigenlijk sprake van onderconsumptie; daar moeten we als sector aan werken. In de Verenigde Staten en Europa zijn we de afgelopen jaren 20% minder groente en fruit gaan eten.’

Betere presentatie

Bal denkt daarom eerder aan een betere presentatie van groente en fruit in de schappen. ‘Als je nu naar de tomaten in het groenteschap loopt in de supermarkt, zie je een rode zee van plastic. De consument ziet geen onderscheid. We moeten de consument beter helpen navigeren door bijvoorbeeld te laten zien welke tomaten geschikt zijn voor de soep of voor salades, en de verschillen in kwaliteit duidelijk maken.’ Samen met consolidatie in de sector moet dat uiteindelijk leiden tot betere prijzen voor de teler.

Tegelijkertijd met het vergroten van de vraag, moet de financiële last van de teler worden verlicht. De overheid en banken kunnen daarbij volgens Bal helpen door samen met telers tot een oplossing te komen, ‘door het saneren van schulden, herstructureren van de sector en het fiscaal en financieel stimuleren van samenwerking. Ook kan de overheid een stuk minder streng worden bij het subsidiebeleid.’

Onduidelijkheid subsidies

Er is volgens Bal veel onduidelijkheid rond de Europese subsidies voor de land- en tuinbouw. Soms krijg je nu subsidie en blijkt een paar jaar later weer dat het onterecht was en moet je het terugbetalen of een boete betalen. Andere landen lijken daar veel minder stringent mee om te gaan.’

Voor de langere termijn moet er volgens Bal een soort deltaplan voor de sector komen, waarbij beter wordt nagedacht over internationale kansen. Landen als Zuid-Afrika en Japan onderkennen het toekomstige mondiale voedselprobleem en ontwikkelen grote stukken grond voor land- en tuinbouw. Dat betekent grote kansen voor kennislanden als Nederland en Israël, aldus Bal. ‘De Israëliërs zitten al in Japan.’

De Nederlandse bedrijven moeten ook de handen ineenslaan samen met de overheid. Want als er niets gebeurt, dreigt Nederland volgens Bal opnieuw een succesvolle en kansrijke sector kwijt te raken: ‘een herhaling van de jaren vijftig en zestig toen de textielsector na jaren van bloei ons land heeft verlaten. Of van de jaren zestig en zeventig toen de scheepsbouwindustrie grotendeels verdween.’

Comments


Add Comment